In de lente van 1929 werd in het dorpscafe van Bauke Jilles Pultrum de eerste aanzet gegeven tot de huidige voetbalvereniging. Brand Dalstra kwam toen met het idee om de eerder ter ziele gegane vereniging OKK (Oefening Kweekt Kunst) nieuw leven in te blazen en daar hadden de andere cafebezoekers wel oren naar. Op 1 augustus 1929 trad de club toe tot de Friesche Voetbal Bond om ingedeeld te worden in de 3e klasse C. De vereniging was nog geen trainer rijk, maar de zelfdiscipline was zo groot dat er toch regelmatig werd geoefend. Dat leverde duidelijk resultaat op, want al in het eerste seizoen werd een eervolle tweee plaats bereikt, onmiddelijk achter Wijnjewoude. De kersverse voetbalvereniging, die al gauw Houtigehage ging heten, kon aan het eind van het seizoen 1930-1931 voor het eerst de kampioensvlag ten top hijsen. De titel was meteen goed voor promotie naar de 2e klasse FVB. Het speelveld was waar nu het clubhuis Duinoord staat. Vanwege de grote zandvlakte werd het ook wel ‘de Sahara van Houtigehage’ genoemd. Die zandwoestijn werd in 1932 verlaten, nadat de FVB had laten doorschemeren dat het echt niet langer zo kon. Het ging op dat nieuwe terrein ook uitstekend met de voetbalprestaties. In 1936 kon zelfs al weer een kampioenschap worden gevierd, dat gepaard ging met promotie naar de KNVB. De spelers die toen voor Houtigehage geschiedenis schreven waren onder meer; Cathrinus de Boer, Jan Rein de Boer, Willem Boomsma, Age van der Heide, Bareld Nijboer, Johannes Nijboer, Teake van der Sluis, Miente Steensma, Riekus Steensma, Miente Stienstra en Geert de Vries.
In de dertiger jaren werden de clubkleuren van Houtigehage van blauw-wit in rood-geel. Waarom dat is gebeurd, is nooit duidelijk geworden. Boze tongen hebben echter wel beweerd dat dit is gebeurd omdat de nieuwe clubkleuren symbool stonden voor ‘etter en bloed’, omdat de Houtigehaagsters altijd zo fanatiek vochten voor de overwinning. De oorlogsjaren hebben Houtigehage weinig reden tot vreugde gegeven. Vier leden van de voetbalvereniging, te weten; Siebe Bos, Frans Dalstra, Boele van der Heide en Petrus Keverkamp overleefden de bezettingstijd niet. In de herfst van 1945 kwam het competitievoetbal weer uit het slop. De start was goed, want Houtigehage werd met vlag en wimpel kampioen. In die jaren moesten de kampioenen via promotiewedstrijden de uiteindelijke klim naar boven afdwingen en daarin bleek Houtigehage allerminst bedreven. Tweemaal achtereen (in 1946 en 1947) werd de club derde klasse kampioen, maar volgde er geen promotie. In 1949 leek men weer op het kampioenschap af te stevenen. Uiteindelijk eindigde de club precies gelijk met HZC uit Harlingen. Beide verenigingen hadden 33 punten uit twintig wedstrijden. Er moesten twee beslissingswedstrijden worden gespeeld. De eerste wedstrijd in Harlingen eindigde in 0-0. De beslissende thuiswedstrijd van Houtigehage werd onvergetelijk. Vanwege de grote belangstelling werd die in het Cambuurstadion in Leeuwarden gehouden, waar bijna tienduizend mensen op afkwamen. De gelijk opgaande strijd werd uiteindelijk, dankzij een benutte strafschop, beslist in het voordeel van de Harlingers (0-1). Die misten daarna echter ook de promotie, omdat de degradatiekandidaat uit de 1e klasse (Black Boys) hen de baas bleef.